Frankrijk, de oudste dochter van de kerk, gaat er sinds de Franse Revolutie prat op een lekenstaat te zijn en verdedigt de scheiding van kerk en staat met hand en tand. Desondanks heeft in dit land de wieg gestaan van talloze missionarissen van naam en zijn er vele congregaties gesticht.


chappotin.jpgWe moeten natuurlijk allereerst Pauline Jaricot noemen, oprichtster van de Pauselijke Missiewerken, Anne-Marie Javouhey, stichteres van de orde van de Zusters van de Heilige Jozef van Cluny en François Marie Paul Libermann, tot het katholicisme bekeerde Elzasser Jood en stichter van de Congregatie van het Heilig Hart van Maria. In dit rijtje mag ook Hélène de Chappotin (1839-1904) niet ontbreken, in het religieuze leven Marie de la Passion en stichteres van de congregatie van de Franciscanessen-Missionarissen van Maria, ook wel de Witte Zusters genoemd, van wie 'onze' Kaatje Dierkx martelares en in 2000 door paus Johannes Paulus II heilig verklaard, wel een van de bekendste is.
Marie de la Passion werd in 1839 als Hélène Marie Philippine de Chappotin de Neuville in het west-Franse Nantes geboren, in de schoot van een katholieke adelijke familie. Al in haar jeugd blijkt ze diepgelovig en het verbaast dan ook eigenlijk niemand als ze in 1860 als postulante intreedt bij de clarissen in haar geboortestad. Ze heeft dan al een eerste godservaring gehad en het zal niet de laatste zijn.
Bij de clarissen leert ze de franciscaanse geest van eenvoud en armoede kennen en waarderen. Die zal haar haar hele leven blijven inspireren. Ook bij de stichting van haar eigen congregatie.
Nog bij de clarissen krijgt ze een tweede, en nu beslissende, godservaring, die haar aanspoort zich op te offeren voor Kerk en paus. Ze wordt op haar wenken bediend, want beproevingen blijven haar niet bespaard.

Allereerst wordt ze zo ziek dat ze het clarissenklooster moet verlaten. Ze zal er niet terugkeren. Ze verliest bovendien vlak na elkaar haar moeder en haar twee zussen. Maar ze herstelt en in 1864 treedt ze in bij de orde van Maria Reparatrix, die zich ten doel stelt Jezus bekend en bemind te maken. Hier ook krijgt ze haar religieuze naam: Marie de la Passion. Al vrijwel meteen wordt ze naar India gestuurd om er inheemse zusters te vormen en apostolisch werk te verrichten. Daar ook legt ze haar tijdelijke en eeuwige geloften af.
In India maakt ze carrière. Ze brengt het tot provinciaal overste van haar orde. Maar niet alles gaat van een leien dakje. Er zijn interne spanningen en deze spanningen leiden er uiteindelijk toe dat Marie de la Passion haar eigen congregatie opricht. In 1876 zijn de spanningen zo hoog opgelopen dat zij en negentien medezusters zich verplicht zien uit de orde van Maria Reparatrix te treden. Ze stichten een nieuw huis met toestemming van de plaatselijk apostolisch vicaris mgr. Joseph Bardou.

In datzelfde jaar reist de onvervaarde stichtster af naar Rome en na enig lobbyen krijgt ze in 1877 van paus Pius IX de toestemming om een nieuw instituut te stichten dat zich specifiek richt op missie, onder de naam Missionarissen van Maria. In haar geboorteland richt ze een noviciaathuis in dat meteen veel toeloop krijgt. Marie de la Passion reist nog een paar keer naar Rome, krijgt toestemming ook daar een huis te stichten en laaft zich er ook weer aan de franciscaanse bronnen. In 1882 wordt ze opgenomen in de Derde Orde van de Franciscanen en de naam van haar congregatie Missionarissen van Maria verandert in Franciscanessen Missionarissen van Maria.
Maar ook nu blijven beproevingen haar niet bespaard. Ze krijgt binnen haar eigen congregatie te maken met intriges, wordt tijdelijk als hoofd afgezet, maar krijgt na een onderzoek haar functie terug. Haar congregatie groeit en bloeit ondanks deze strubbelingen. In 1896 krijgt haar orderegel definitief de pauselijke goedkeuring. De congregatie van de Franciscanessen-Missionarissen kan zich voortaan volledig richten op missionair werk in de geest van Franciscus van Assissi.

Anders dan haar medezuster en martelares
Kaatje Dierckx sterft Marie de la Passion rustig in bed. Ze overlijdt op 15 november 1904 in het huis dat haar congregatie in San Remo heeft. Toen zij in 1904 stierf waren er ongeveer drieduizend zusters. De congregatie telt nu vijfenzeventig provincies en ruim zevenduizend leden in achtenzeventig landen.  
p.l.