AAN DE RAND VAN DE KALAHARI

God,
het was een hete zomer dit jaar
de velden zinderden van de droogte;
Twee maal al zaaiden de mensen maïs,
omdat de zon de eerste verzengd had.
De regen is uitgebleven,
de schuren zijn leeg
en honger teistert ons land.
Een moeder bracht haar kind in de kliniek;
met holle ogen staarde het me aan,
ondervoed, er was geen hoop.

God, wat werd ik boos,
woedend, dat ik zijn dood
niet voorkomen kon.
woedend, omdat wij hier in ons land
zo'n puinhoop van   uw schepping maakten.
Woedend was ik ook, omdat elders
naar men zegt,
er pakhuizen vol vlees zijn
en silo's tot de nok vol graan.

Laat uw kinderen niet verhongeren, God!
en zeker geen onschuldige, kleine kinderen!
Heb medelijden met hun ouders
die al zo lang op regen wachten.
Breek de zelfzucht van hen
die deze ramp op hun geweten hebben
en open de harten van hen
die helpen kunnen.